Windenergie en de NMU: visie, vragen en antwoorden

Laatste update: 17 september 2021

Windenergie en de NMU: visie, vragen en antwoorden

Op dit moment verkennen veel Utrechtse gemeenten of en waar er ruimte is voor de plaatsing van hoge windturbines. De NMU is daar vaak bij betrokken: om de productie van meer windenergie aan te moedigen, om ervoor te zorgen dat bewoners uit de omgeving voldoende mogelijkheden krijgen om hierin (financieel) mee te doen, én om te voorkomen dat turbines natuur, landschap en/of de leefomgeving schaden.

Overal waar de plannen concreter worden, ontstaan in de omgeving veel vragen: over nut, noodzaak en de effecten van windturbines op de omgeving. Dat is begrijpelijk, want er komt nogal wat kijken bij de bouw en exploitatie ervan.

De NMU vindt het belangrijk om transparant te zijn over onze kijk op deze vragen, en om betrouwbare informatie te verspreiden. Daarom hebben we landelijk de handen ineengeslagen met Stichting Natuur & Milieu, Milieudefensie en Greenpeace. Het resultaat is deze overzichtelijke website met de belangrijkste informatie over ‘wind op land’.

Daarnaast zijn er nog een aantal specifieke vragen die wij in de regio vaak krijgen. Op deze webpage geven we een overzicht, met kort en bondig onze eigen antwoorden daarop. Ontbreekt er nog een prangende vraag, of zien we argumenten over het hoofd? We horen het graag, neem dan contact op met Robbert Willé.

Visie NMU: de energietransitie drievoudig duurzaam!

Voor ons is het duidelijk: de klimaatcrisis is urgent en vraagt om een voortvarende aanpak op alle fronten en in alle gebieden. Energiebesparing en ‘no regret’ maatregelen (maatregelen waar je geen spijt van krijgt, zoals zonnepanelen op daken) moeten daarbij de hoogste prioriteit krijgen. Maar die maatregelen zijn niet genoeg die om onze klimaatimpact op tijd terug te dringen. We ontkomen er niet aan: ook windturbines en zonnevelden zijn een onmisbaar onderdeel in de mix van realistische klimaatmaatregelen.

Het is erg belangrijk dat ook de Utrechtse gemeenten verantwoordelijkheid nemen en een serieuze bijdrage leveren aan de landelijke klimaatdoelen. Daarom roepen we iedereen op om de juiste discussies te voeren: niet ‘of’ er in de regio windturbines en zonneparken ingepast kunnen worden, maar ‘waar’, ‘hoe’ en ‘met wie’. De energietransitie gaat onvermijdelijk onze leefomgeving beïnvloeden. Zorgvuldigheid is dus het devies; maar het is óók tijd om moeilijke keuzes te maken.

Vanuit de NMU zien we wel, dat wind- en zonprojecten zonder goede sturing of belangenafweging veel schade kunnen aanrichten. Schade aan natuur en landschap, en aan het maatschappelijk draagvlak voor de energietransitie. Om voortvarend én verantwoord werk te maken van de energietransitie pleiten wij daarom voor een energievoorziening die ‘drievoudig duurzaam’ is:

  1. Volledige en snelle overstap naar duurzame energie.
  2. Zorgvuldige inpassing met oog voor natuur- en landschapswaarden en leefomgeving.
  3. Participatie: betrokkenheid van omwonenden en andere belanghebbenden in de planvorming; en een eerlijke verdeling van lusten en lasten.

Veel gestelde vragen

  • Zijn windmolens op land niet een druppel op een gloeiende plaat, afgezet tegen ons totale energieverbruik?

    Echt álle afzonderlijke bijdragen aan de klimaataanpak zou je een druppel op een gloeiende plaat kunnen noemen. De invloed die heel Nederland in zijn eentje – dus zonder bijdragen van de rest van de wereld – op het klimaatprobleem kan hebben, is heel beperkt. Maar dat is geen argument om het dan maar niet te doen. Als we de gevolgen van klimaatverandering nog een beetje willen beperken (om zo een hoop ellende en schade op de langere termijn te voorkomen), moeten de Utrechtse gemeenten nu aan de slag, én alle andere regio’s, én alle andere landen. Met allerlei maatregelen, waaronder grootschalige opwekking met wind en zon. En gelukkig gebeurt dat nu ook.

  • Waarom zou mijn gemeente sneller of meer windmolens willen neerzetten, terwijl... andere gemeenten dat niet doen / nog niet alle daken vol liggen met zonnepanelen / we al windmolens hebben staan?

    Eén ding is zeker: als iedereen naar elkaar gaat zitten wijzen, komen we nergens. Alle gemeenten in Nederland hebben een eigen verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de landelijke klimaatdoelen. En om serieus de mogelijkheden voor windturbines te onderzoeken. Die kunnen sterk verschillen per gemeente: afhankelijk van o.a. de hoeveelheid buitengebied, bebouwing en andere technische beperkingen. Ziedaar het belang van regionale samenwerking en afstemming, bijvoorbeeld in de Regionale Energiestrategieën. Maar bedenk ook dat die verschillen in gemeentelijke ambities en mogelijkheden voor de klimaataanpak niet zo heel relevant zijn – het gaat juist om de optelsom. De klimaatcrisis is bovenal een grote collectieve uitdaging. Die lossen we alleen op als iedereen maximaal doet wat binnen zijn of haar bereik ligt (en wat verantwoord kan).

    Tot slot weten we nu al dat Nederland – net als alle andere landen – na 2030 nog veel meer duurzame energieopwekking moet realiseren. En dat de energietransitie eigenlijk sneller zou moeten verlopen dan nu gebeurt. Voorlopig zijn we dus zeker niet toe aan een pauze.

  • Zijn windturbines op land wel rendabel, of draaien ze vooral op subsidie?

    De kosten van wind- en zonne-energie dalen wereldwijd zeer snel. In de VS zijn zon en wind per eenheid geproduceerde energie nu al goedkoper dan (nieuwe) fossiele installaties. Op dit moment maken windprojecten op land inderdaad gebruik van de subsidieregeling SDE++. Door het verschil tussen de duurzame elektriciteitsprijs en de marktprijs te compenseren, stimuleert de Rijksoverheid bedrijven om te investeren in nieuwe windprojecten. Dit gat wordt steeds kleiner; naar verwachting heeft wind op land al in 2025 geen subsidie meer nodig.(1)

    Wat ook klopt, is dat de energietransitie ons in het algemeen geld gaat kosten. Het aardgasvrij maken van haast 8 miljoen woningen is kostbaar, er zijn subsidies nodig voor windmolens en zonneparken, en ook de maatschappelijke kosten van netverzwaringen en aanleg van nieuwe stations en kabels zijn fors. We moeten ernaar streven om met slimme keuzes dat prijskaartje relatief laag te houden, en te zorgen voor een eerlijke verdeling van lusten en lasten.

    Maar let op, dat is slechts één kant van het verhaal! Want ook fossiele energieproducenten krijgen van diverse kanten (direct en indirect) steun van de staat. Waar Nederland in 2021 €5 miljard aan SDE++ subsidie beschikbaar stelt voor álle vormen van duurzame energie, bedraagt de fossiele overheidssteun jaarlijks ruim €8 miljard. Dit berekenden Milieudefensie en Oil Change International in 2020 (2). Die steun gaat via subsidies (giften, belastingvoordelen, garanties, leningen, etc.), internationale steun en staatsbedrijven.

    Bovendien zijn de kosten van ‘niets doen’ vele malen groter: denk aan klimaatschade (zie de recente overstromingen in Duitsland, België en Limburg) en klimaatadaptatie (zoals hogere dijken, maar ook het hittebestendig maken van steden), grotere migratiestromen omdat delen van de wereld onbewoonbaar worden, en ziekte en sterfte door klimaatrampen.

    (1) Dat windenergie nu nog een hogere prijs kent, heeft te maken met diverse factoren. Zo profiteren bestaande fossiele installaties van een al bestaande infrastructuur, lopende contracten en gunstige regelingen en beleid. De marktprijs is daarnaast afhankelijk van wisselkoersen, grondstofprijzen, etc.

    (2) En dan hebben we het nog niet gehad over de maatschappelijke kosten van energieproductie. De Correspondent liet in 2016 al eens zien dat die voor fossiele energiebronnen veel hoger liggen. Luchtvervuiling, schade aan gewassen, gezondheidszorg en de gevolgen van klimaatverandering kosten Nederlands jaarlijks miljarden. En uiteindelijk komen ook deze kosten op het bordje van de belastingbetaler.

  • Is een energievoorziening gebaseerd op zon- en windenergie wel wenselijk? Wat doe je dan op momenten dat het niet waait en de zon niet schijnt?

    Op die momenten moeten we gebruik maken van een andere duurzame energiebron, of van wind- of zonne-energie die eerder al is opgewekt. Oftewel: ‘back-up’ en energieopslag zijn inderdaad aandachtspunten. Maar ze zijn niet onoverkomelijk. Er wordt al druk gewerkt aan innovaties. Denk bijvoorbeeld aan de accu’s van ons groeiende elektrische wagenpark, en aan bussen die energie terug kunnen leveren aan het net. Ook waterstof zal in sommige situaties een goede energiedrager zijn. Daarnaast is het belangrijk dat er een goede mix komt van zonne- en windenergie; zij vullen elkaar door het jaar heen mooi aan.

  • Zijn de windparken op zee niet voldoende om onze 2030-doelen voor duurzame opwek te halen?

    Nee, helaas. Wind op Zee is een ander onderdeel van het Nederlandse Klimaatakkoord. Die groene stroom is onder andere nodig voor de industrie. Bovendien is ‘wind op zee’ twee tot vier keer duurder dan ‘wind op land’. En vergeet niet dat de opschaling van windparken op zee ook vele uitdagingen kent: er moet ook ruimte blijven voor scheepvaart, visserij, trekvogelroutes en waterleven.

  • Zijn de gezondheidsrisico’s van windmolens in de buurt van woningen niet te groot?

    Gezondheid is een belangrijk aandachtspunt bij de plaatsing van windturbines. Staan die dicht in de buurt van woningen, dan kunnen (sommige) omwonenden zoveel last hebben van het geluid van de wieken dat zij op den duur gezondheidsklachten krijgen. Vandaar ook de geluids- en afstandsnormen die er al zijn (3). We beschouwen het RIVM als een belangrijke onafhankelijke kennisbron, zie bijvoorbeeld deze Factsheet gezondheidseffecten van windturbinegeluid (juli 2021). Het RIVM heeft voor veel vermeende gezondheidseffecten (nog) geen eenduidig bewijs gevonden. Op dit moment loopt er een vragenlijstonderzoek en overweegt het RIVM om aanvullend te gaan monitoren.

    (3) Op 30 juni 2021 heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over de milieubeoordeling voor windturbinenormen. Daarin stelt zij dat de overheid een ‘planmilieueffectrapport’ had moeten maken over de landelijke regels voor windturbines (waaronder de geluidsnormen), een soort toetsing. Tot dat rapport er is, mogen overheden niet de landelijke normen gebruiken voor een omgevingsvergunning. Lokale overheden kunnen overigens wel alvast eigen normen instellen voor geluid en slagschaduw, als ze die goed onderbouwen.

  • Zijn windturbines niet onlogisch in een regio waar relatief weinig wind is?

    In heel Nederland, en dus ook in de regio Utrecht, waait het genoeg om een windmolen draaiend te kunnen houden. Het jaarlijks aantal ‘vollasturen’ (uren waarin een turbine op volle kracht kan draaien) hangt af van de precieze plek en het type windturbine. De hoge, moderne windturbines van 5,6 MW vangen meer en hardere wind. Daarmee neemt het gemiddeld aantal vollasturen bij windprojecten de afgelopen jaren toe. Bij nieuwe turbines gaan we uit van zo’n 3000 vollasturen. Op jaarbasis levert zo’n turbine dan genoeg groene stroom voor ruim 6.000 huishoudens. (Dit is vergelijkbaar met ca. 14-21 hectare, dus 28 tot 42 voetbalvelden, aan zonnepanelen.)

  • Hoe zit het met effecten van windturbines op de ondergrond?

    Om een vergunning te krijgen moet een initiatiefnemer volgens de wet allerlei milieueffecten inzichtelijk maken. Dat gebeurt in een milieueffectrapportage (m.e.r.). Daarbij hoort een onderzoek naar effecten op de ondergrond. Denk daarbij aan de invloed op de grondwaterkwaliteit, archeologische waarden en de toename van verhard oppervlak door de aanleg van funderingen, kraanopstelplaatsen, toegangswegen en transformatorhuizen. Ook wordt rekening gehouden met de ligging van bv. gasleidingen. Voor de aanleg van nieuwe windparken is soms verzwaring van het elektriciteitsnet nodig, waaraan ook graafwerk te pas komt.

    Meestal houdt een initiatiefnemer hiermee goed rekening en blijven de ecologische en milieueffecten zeer beperkt. En op dit onderdeel scoort een windturbine erg goed als je hem vergelijkt met het hetzelfde vermogen aan zonnestroom – zo’n zonnepark van 14-21 hectare neemt veel meer ruimte in beslag. Overigens kan een zonnepark, als dat in de plaats komt van intensieve landbouw, met een ruime inrichting en slim beheer ook juist positief uitpakken voor de bodemkwaliteit.

  • Zijn windmolens niet funest voor de natuur?

    Om te beginnen maken we hier een onderscheid tussen natuur en landschap. Voor de natuurwaarde van een locatie of gebied kijken we o.a. naar de kwaliteit en functies van het ecosysteem, de soortenrijkdom, bodemkwaliteit en de aanwezigheid van bijzondere of kwetsbare soorten. Bij de landschappelijke waarde staan de menselijke waardering, beleving en gebruiksfuncties centraal. Voor de NMU zijn beide heel belangrijk, maar bij deze vraag richten we ons op de ‘ecologische impact’, natuur (6).

    De impact van windturbines op de natuur hangt natuurlijk sterk af van de locatie: wat voor gebied is het, en welke soorten komen er voor? Kort samengevat zijn de belangrijkste ecologische risico’s: doorsnijdingen/verstoringen van gebieden (ook door de aanleg van toegangswegen en kraanstandplaatsen), en gevaar voor vogels en vleermuizen (7). In gebieden met weinig natuurwaarde hoeft dat geen problemen te geven. Maar op andere plekken misschien wel: de nabijheid van een windpark zou een ecopassage of verbindingszone negatief kunnen beïnvloeden. En kwetsbare populaties vogels en vleermuizen kunnen schade ondervinden door verstoring, barrièrewerking en aanvaringen.

    Bij de inrichting van windparken zijn soms ook maatregelen mogelijk die de effecten kunnen verminderen. Denk aan: stilstandvoorzieningen (de turbine schakelt dan automatisch uit), zwarte rotorbladen en gaten in lijnopstellingen zodat vogeltrek mogelijk blijft. Ook kan de initiatiefnemer een deel van de opbrengsten uit een windpark investeren in natuurontwikkeling in of buiten het gebied. Verder heeft klimaatverandering nu al wereldwijd grote gevolgen voor kwetsbare soorten (waaronder vogels!) en ecosystemen. De natuur is dus ook gebaat bij het tegengaan van verdere opwarming – onder andere met windenergie.

    Kortom, met een goede locatiekeuze en inrichting hoeven windmolens niet nadelig uit te pakken voor de natuur. Dat neemt niet weg dat zorgvuldigheid gewenst is. Dit gezien de slechte staat van veel natuur in Nederland, en omdat er in ons land nog heel wat windmolens bij moeten komen. Daarom moeten we de meest gevoelige natuurgebieden ontzien. Wat de NMU betreft komen er geen windturbines in Natura 2000, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en weidevogelkerngebieden. Hieronder leggen we uit waarom.

    (6) Zie ook onze Checklist Natuurbelangen bij Windenergie op Land (2018) voor een beknopt overzicht van mogelijke ecologische effecten, en mogelijke maatregelen voor een natuurvriendelijke inpassing van windturbines. En bekijk de pagina over vogels en natuur op de landelijke website. Daar lees je meer over o.a. natuurwetgeving, mitigatie en compensatie.

    (7) Verspreid in Europa doet men de laatste jaren ook meer onderzoek naar effecten op grondsoorten. Een eenduidig beeld van alle gevolgen is er nog niet, maar er zijn wel wat interessante aanwijzingen. Zo lieten knaagdieren verhoogde stressniveaus zien in de buurt van windparken, en plantten wolven in Portugal zich minder snel voort. Herten en hazen lijken de ‘binnenkant’ van een windpark te mijden, maar voor fazanten biedt de afwezigheid van roofvogels er juist een kans.

  • Kunnen windmolens met een goede inpassing niet ook in beschermde natuurgebieden?

    Nee, wat de NMU betreft is er geen ruimte voor windmolens in: Natura 2000, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en weidevogelkerngebieden. We lichten dat hier graag toe in vier denkstappen:

    1.  Het gaat slecht met de natuur in de wereld

    Sterker nog, naast de klimaatcrisis hebben we ook te maken met een wereldwijde biodiversiteitscrisis. Zie bijvoorbeeld dit rapport van het IPBES uit 2019. En hier vatten de VN de hoofdpunten samen.

    2.  Het gaat slecht met de natuur in Nederland

    Het overgrote deel van de Nederlandse habitattypen (gebiedssoorten) verkeert in een ongunstige of bedreigde staat, en het herstel gaat langzaam. Zie ook deze twee figuren uit het recente rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uit 2020, ‘Nederlands Natuurbeleid in Internationale Context’.

    De belangrijkste natuurgebieden in Nederland – verzameld in het NNN – hebben het momenteel zwaar. Zij hebben te lijden onder o.a. verdroging, vermesting, verzuring, bestrijdingsmiddelengebruik en de opgetelde druk van ruimtelijke ontwikkelingen. Deze gebieden zijn kwetsbaar, niet robuust en zouden juist een grote positieve impuls moeten krijgen. (Dit geldt ook voor weidevogelgebieden, die bijzonder gevoelig zijn voor verstoringen. Het gaat erg slecht met de weidevogels.)

    3.  Energieprojecten in natuurgebieden leiden tot versnippering en druk op kwetsbare lokale populaties

    Soms zijn negatieve effecten van zonnevelden en windmolens (deels) te verhelpen door een goede inpassing en compensatie. Maar doorgaans zorgen deze projecten voor een aantasting of verandering van een natuurgebied. (Meer over de ecologische effecten lees je in onze Checklist.) Ook de ervaringen met windenergie in Nederland geven tot nu toe onvoldoende vertrouwen in een goede inpasbaarheid.

    Tot slot maken we ons zorgen om het opgetelde effect van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. In een recente evaluatie (PBL 2020) van het Nederlandse natuurbeleid staat een overzicht van de belangrijkste drukfactoren op habitats en soorten. Ook ‘energietransitie’ is zo’n drukfactor – van de aanleg van windmolenparken wordt een toenemende negatieve impact verwacht. Daarom denken wij dat we geschikte zon- en windlocaties alleen moeten zoeken buiten de NNN en de weidevogelgebieden.

    4.  Effecten op vogels worden vaak onderschat en er is nog veel onbekend

    Recent onderzoek van de WUR laat zien dat de impact van windparken op vogelaanvaringen doorgaans wordt onderschat. Volgens de huidige regelgeving is maximaal 1% ‘oversterfte’ van een biogeografische populatie toegestaan. Maar in 10 jaar tijd kan dat resulteren in 24% afname. En bij 10% oversterfte (mortaliteit) – bijvoorbeeld door de cumulatieve impact van meerdere windturbines – kan de populatie zelfs met 95% afnemen. De onderzoekers stellen daarom dat er meer kennis nodig is over de cumulatieve en langetermijneffecten van windparken. (Een leesbare samenvatting vind je hier.)

    Vogelbescherming Nederland (dec 2020) ziet diverse risico’s van windmolens voor vogels. Zorgvuldige locatiekeuze is troef: uit voorzorg natuurgebieden en andere leefgebieden vermijden. Daarnaast kunnen stilstandvoorzieningen en zwarte rotorbladen het aantal aanvaringen verkleinen. Dat eerste is bijvoorbeeld toegepast in Windpark Krammer, dat omringd wordt door drie N2000-gebieden.

    In opdracht van Ministerie LNV heeft SOVON Vogelonderzoek Nederland (2021) gevoeligheidskaarten gemaakt. De kaarten geven een beeld van de verwachte risico’s bij plaatsing van windturbines voor kwetsbare soorten.