

Zoeken
december 21, 2016
Op 16 december organiseerde de NMU een bijeenkomst over de toekomst van de Utrechtse melkveehouderij. Op boerderij Fortzicht in Groenekan waren ruim 50 mensen aanwezig om naar enkele sprekers te luisteren en om vervolgens met elkaar van gedachten te wisselen. De samenstelling was erg divers: Statenleden, wethouders, ambtenaren van provincie, gemeenten en waterschap, agrariërs en medewerkers van natuurorganisaties.
De eerste spreker van de dag was Frits van der Schans. Hij duidde in zijn presentatie de landelijke problematiek over het fosfaatplafond en de discussie over grondgebondenheid, die is ontstaan na het afschaffen van het melkquotum. Deze afschaffing leidde in korte tijd tot meer koeien en een hogere melkproductie, maar ook tot de uitstoot van meer fosfaat dan toegestaan. Daarmee ontstond een groot probleem voor de sector, ook voor het imago hiervan.
Van der Schans vergeleek de Utrechtse melkveebedrijven met de rest van Nederland. Het blijkt dat een groot deel van de Utrechtse bedrijven relatief klein is en bovendien is ook het percentage weidegang hoog in vergelijking met andere provincies. De vraag is hoe we die kwaliteiten kunnen behouden, samen met het behoud van een aantrekkelijk landschap met weidevogels en andere biodiversiteit. Want die biodiversiteit staat sterk onder druk. Als we echt willen dat de melkveehouderij grondgebonden blijft en er ruimte blijft voor weidegang en voldoende natuur, dan moeten we een gezamenlijke ambitie opstellen en daar naar toe werken.
Eén van de ideeën van Van der Schans om dit in Utrecht te bereiken is het instellen van een grondbank voor weidegronden die in bezit zijn van de provincie. In plaats van deze aan te bieden aan de hoogste bieder zouden deze onder voorwaarden van duurzaam bodembeheer en weidegang verpacht moeten worden. Hiermee stimuleer je duurzame grondgebonden bedrijven en de natuur op deze gronden.
Eén van de mogelijke vormen van verduurzaming is omschakelen naar biologisch. Christianne Hennipman en haar man zitten op dit moment in zo’n omschakelingsproces en Hennipman ging tijdens haar presentatie in op hun drijfveren, maar ook op hun uitdagingen.
Bij het nadenken over de toekomst van hun bedrijf in Westbroek, kwam de familie Hennipman tot de conclusie dat ze niet mee wilden doen met de ratrace van schaalvergroting. Ze wilden het bedrijf qua grootte graag houden zoals het was. Bovendien wilden ze vanwege goed rentmeesterschap aandacht kunnen blijven geven aan de natuur op hun gronden, waaronder de weidevogels. Vanwege de lage melkprijs beseften zij dat dit erg moeilijk zou worden en daarom besloten ze om over te stappen op biologisch. Dit brengt weliswaar hogere kosten met zich mee, maar ze krijgen dan wel een dubbele melkprijs en dat maakt het financieel haalbaar.
Het proces van omschakeling duurt in totaal twee jaar en in de tussentijd moeten er allerlei wijzigingen worden doorgevoerd. Stoppen met kunstmest, ander voer voor de koeien, het bouwen van een nieuwe stal, het zoeken van een afnemer van de melk, etc. Al die stappen leveren uitdagingen en onzekerheden op. De kosten stijgen, terwijl de melk nog steeds als gangbare melk wordt verkocht. Het hele proces kost volgens Hennipman ca. 50.000 euro, exclusief de bouw van een nieuwe stal. En de financiering vormt daarmee één van de grootste uitdagingen. Want terwijl de familie Hennipman het zag als een investering in duurzaamheid, beschouwde de bank het toch vooral als het financieren van een verlies. Het kost veel moeite om de bank mee te krijgen, maar uiteindelijk is dat ook gelukt.
Aan het einde van haar verhaal gaf Hennipman nog enkele tips mee, waarmee omschakelboeren geholpen zouden kunnen worden door bijvoorbeeld een provincie. Eén van haar tips kwam overeen met het idee van een grondbank van Van der Schans: geef biologische boeren voorrang bij pacht of koop van gronden. Kijk niet alleen naar het hoogste bod, maar ook naar kwaliteit.
Natuur inclusieve landbouw is een term die de laatste tijd steeds vaker wordt gebruikt als mogelijke toekomst van de landbouw, waaronder de melkveehouderij. Maar wat houdt dit nu eigenlijk in? Theo Vogelzang van Wageningen Environmental Research (voorheen het Landbouw Economisch Instituut) ging hier in zijn presentatie dieper op in.
In de kern komt het erop neer dat een economisch rendabel landbouwsysteem de natuurlijke hulpbronnen optimaal beheert en daarmee de biodiversiteit stimuleert. Dat kan op verschillende niveaus. Op het niveau van een bedrijf, zoals een biologische bedrijfsvoering of het gebruik van andere veerassen . Of op partieel niveau, zoals het beheer van kruidenrijke randen of het toepassen van natuurgras in een rantsoen. Het kan ook op een hoger niveau. Boeren in een gebied kunnen samenwerken en hun beheer op elkaar afstemmen (mozaïekbeheer voor weidevogels) of een natuurcoöperatie oprichten, zoals in de Krimpenerwaard. Daarbij kan ook de samenwerking met terreinbeherende organisaties worden gezocht.
Voor een groot deel bestaat natuurinclusieve landbouw dus uit concepten die op dit moment al bestaan en waar ook goede voorbeelden van aanwezig zijn. Om het groter te maken is echter wel een cultuurverandering nodig, volgens Vogelzang. Boeren moet anders durven denken en er is meer samenwerking nodig met terreinbeheerders.
De discussie na afloop ging onder andere over de vraag of de melkveehouderij alleen toekomstbestendig is als deze grondgebonden is en gebruik maakt van regionaal gesloten kringlopen.
De haalbaarheid van de gesloten kringlopen werd betwijfeld, omdat de afzet van de producten ook op grotere schaal dan het regionale plaatsvindt. Maar het regionaal sluiten van de kringlopen aan de productiekant kan ook terwijl de producten aan het buitenland worden verkocht. Volgens Pieter van der Grift van LTO Noord zijn met de fosfaatafspraken de eerste belangrijke stappen richting grondgebonden gezet.
Een ander discussiepunt ging over het agrarisch onderwijs. Hierin is nog veel te weinig aandacht voor natuur, volgens Arjen Kool van boerderij De Groene Hofstee. Kool heeft hier zelf op de HAS in Den Bosch ook weinig over geleerd en hij schrikt vaak van de geringe kennis die andere jonge boeren over natuur hebben. Zij weten dus ook niet welke voordelen bijvoorbeeld sommige planten voor de bodem hebben. Kool benoemde ook nog de uitgifte van pachtgrond door terreinbeheerders. Hierin zou meer rekening gehouden kunnen worden met de lange termijn planning van boeren.
Claudia van Holsteijn van Natuurmonumenten haakte hierop aan. Natuurmonumenten gaat de samenwerking met boeren intensiveren, onder andere in het Vechtplassengebied. En Natuurmonumenten biedt ook een cursus Natuurboeren aan. Er worden dus al verdere stappen gezet.
De discussie werd afgesloten met een bijdrage door CDA-Statenlid Teus van Oosterom. De provincie gaat aan de slag met een nieuwe landbouwvisie en hij nodigde alle aanwezigen uit om het gesprek over de duurzame melkveehouderij voort te zetten en zo bij te dragen aan de totstandkoming van deze visie.