Energieakkoord van Haags plan naar Utrechtse uitvoering

oktober 7, 2014

Energieakkoord van Haags plan naar Utrechtse uitvoering

Een jaar geleden sloten ruim 40 partijen, waaronder de Natuur en Milieufederaties, onder de vleugels van de SER een nationaal Energieakkoord. Met doelen die volgens sommigen te slap waren, maar volgens de ondertekenaars de eerste grote stap markeren in de energietransitie die nodig is.

Zoals 14% duurzame energie in 2020 (nu nog geen 5%), met name te bereiken door een verdriedubbeling van de capaciteit windenergie op land (van ruim 2000 naar 6000 MW) en 4000 MW op zee. Plus een extra energiebesparing van 100pJ en een jaarlijkse besparing van 1,5%. Er lag een hele serie afspraken voor de verdere uitwerking van maatregelen. Eén daarvan was de gedragscode Wind op Land waar wij als federaties flink aan hebben getrokken. In alle uitwerkingen is veel tijd in gestoken. En de vraag is natuurlijk: wat levert dat nu concreet op?

Een eerste antwoord daarop kwam afgelopen week in de eerste Nationale Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving en Energiecentrum Nederland. De kop van het persbericht luidde dat de energietransitie langzaam zichtbaar wordt. Wel erg langzaam, bleek echter uit het onderliggende verhaal. De doelen van het energieakkoord gaan we niet halen met de acties die nu in gang zijn gezet. Er volgden pleidooien voor aanvullende maatregelen, die minister Kamp echter van de hand wees: “Eerst maar eens de tussenevaluatie in 2016 afwachten.

Hier kunnen we natuurlijk nog heel lang over blijven touwtrekken. Er zijn hobbels die ook zeker nationaal opgelost moeten worden, of eigenlijk internationaal. De belangrijkste is een prijs voor energie (of CO2) waarin alle maatschappelijke kosten tot uitdrukking komen. Die laat zien dat duurzame energie goedkoper is dan fossiele of kernenergie. Wanneer die eerlijke prijs er komt dan zal de verschuiving naar schone energie pas echt goed van de grond komen. Maar laten we daar vooral niet op wachten. Er is nu al heel veel meer mogelijk om tot versnelling te komen. Simpelweg omdat de technische mogelijkheden er zijn, en vaak ook economisch aantrekkelijk zijn. We moeten dus vooral schakelen van praten naar doen.

Uiteindelijk is de energietransitie het opgetelde resultaat van heel veel concrete acties op lokaal en regionaal niveau. Vanuit deze overtuiging heeft de NMU het initiatief genomen om tot een Utrechtse Energieagenda te komen. Onze analyse laat zien dat in Utrecht nu jaarlijks 2,5 miljard euro wordt verstookt aan fossiele energie. Een enorm potentieel dat benut kan worden voor investeringen in besparing en duurzame opwekking, die zichzelf terugverdienen. Dat levert kostenbesparingen voor bedrijven en huishoudens, en veel economische activiteit en werkgelegenheid.

Het goede nieuws is dus dat de energietransitie die we vanuit duurzaamheidsoptiek willen, economisch heel aantrekkelijk is. Als dat zo is, waarom gebeurt het dan niet gewoon vraag je je af? Laat ik wat voorbeelden geven: voor een deel weten bedrijven en bewoners simpelweg niet welke kansen er liggen (zoals korte terugverdientijden van zonnepanelen voor MKB-ers); voor consumenten is het heel lastig om het goede aanbod te vinden, bijvoorbeeld voor een duurzame renovatie van je woning; kosten voor renovaties worden echt aantrekkelijk als een bepaalde schaal wordt bereikt, maar dat moet je wel organiseren (isolatie met de hele straat); voor woningcorporaties en huurders kan energierenovatie financieel aantrekkelijk zijn, maar ze moeten wel de investering kunnen plegen; de bouwsector werkt aan mooie concepten voor energie-nul woningen en heeft schaal nodig om dit tegen gunstige prijs te kunnen bieden.

En zo kan ik nog even doorgaan. Waar het op neer komt: er zijn veel praktische belemmeringen, die stuk voor stuk overwonnen kunnen worden door samenwerking tussen partijen die elkaar niet vanzelf op het juiste niveau vinden: corporaties, woningeigenaren, bouw- en installatiebedrijven, financiers, gemeenten etc. Dát is de gedachte van de regionale energie-agenda. Geen akkoord dus, maar een krachtenbundeling van overheden, bedrijven, bewoners en kennisinstellingen om op verschillende terreinen meer tempo te maken.

We hebben dit idee de afgelopen maanden besproken met de Economic Board Utrecht (EBU), de provincie, gemeenten en een aantal koplopers in het bedrijfsleven. Ik ben heel blij met de samenwerking met de EBU, die samen met ons trekker wil zijn voor de energie-agenda. Er is bij alle partijen duidelijk animo om samen aan de slag te gaan. Een eerste thema dat al goed wordt opgepakt is de Energie-nul-woning: op 10 september is een breed gedragen ambitie gelanceerd om 50.000 ‘nul op de meterwoningen’ te hebben in 2020. De komende tijd gaan we ook de andere bouwstenen van de energie-agenda concreet handen en voeten geven!